donderdag 2 juli 2020

Deel 10 : De wezenskennis en de beoefening en hogere ontwikkeling van de drie menselijke bewustzijnssoorten is de eigenlijke taak van de hogeschool

Daarmee zijn de drie hoofdeigenschappen van hedendaagse ware hogeschoolopleiding, de drie hoofdgebieden van een vrijheids- niet dwangwetenschappelijke, een waarachtig vrije hogeschool opgetekend. Deze gebieden worden, zoals ontwikkeld, door drie basisideeën gekarakteriseerd, de idee van de fysiologische voorwaarde van de vrijheid, de ritmische verwezenlijking van de vrijheid en de geestelijke voorwaarde van de vrijheid. Deze drie basisideeën stemmen overeen met de drie vormen van het mens-zijn, de lichaamsmens, de vrijheids- en liefdesmens en de geestesmens. Een hogeschool die in haar onderzoek en leerstelsel zich aan deze drie vormen der menselijkheid oriënteert is een vrije hogeschool, want ze ontwikkelt geen macht- maar liefdesgedachten, gedachten van echte kennisvereniging met het werkelijke. Ze geeft ook antwoord op de beide machtigste vragen van ons bestaan, de vragen naar de zin van onze belichaming en ons lot doordat ze optekent hoe zich in de mens de stromingen van de natuurlijke en geestelijke ontwikkeling ontmoeten en daardoor het schouwtoneel van ons kennen en handelen vormen.

De blik op de drievoudige menselijkheid, het onderzoek daarnaar en de uitoefening daarvan als de eigenlijke hogeschooltaak maakt echter nog iets anders duidelijk. De drie verschillende wijzen van menselijkheid stemmen namelijk overeen met drie verschillende vormen van het menselijk bewustzijn. Dit bewustzijn dat onder de invloed van het lichaamsmens ontstaat is een algemeen menselijk bewustzijn. Daaraan nemen alle mensen deel, ook zonder dat ze van de wezens- en verschijningssoort van dit bewustzijn en de zingehalte ervan al bewust zijn geworden. Van dit algemeen bewustzijn onderscheidt zich het vrijheidsbewustzijn als een individueel bewustzijn dat alleen van elk individueel mens verwezenlijkt en vervuld kan worden. Bij deze beide bewustzijnssoorten komt nog de geestmenselijke bewustzijnssoort. Die is onder de huidige mensen slechts in zijn beginstadium verwezenlijkt, maar behoort desondanks, zoals gebleken is, tot het menselijk wezen, dus tot het wezen van ieder mens. Dit soort bewustzijn is een totale, want in de volbewust denkakten van elk mens wordt in principe de gehele geestelijke wereld gerepresenteerd. In tegenstelling tot het algemeen bewustzijn waarin de mens samen met andere mensen leeft, kan deze bewustzijnssoort alleen in elk individueel mens leven naarmate zijn vaardigheid deze in zichzelf te verwezenlijken. Het wordt individueel verwezenlijkt zoals het vrijheidsbewustzijn, is echter tegelijk ook een algemeen menselijk bewustzijn.

Het wordt dus duidelijk dat zich in elk mens drie bewustzijnssoorten verenigen en doordringen, een algemeen, een individueel en een totaalbewustzijn. En de wezenskennis van deze drie bewustzijnssoorten, de beoefening en hogere ontwikkeling daarvan is de eigenlijke taak van de hogeschool.

In deze samenhang zou het interessant kunnen zijn om te herkennen dat de drie (niet bepaald voorbeeldige eigenschappen) die voor het huidige hogeschoolwezen en diens opleidingsinvloeden opgetekend werden, niets anders zijn dan de vervormde en zichzelf niet juist begrepen wijzigingen en afdwalingen van de echte bewustzijnsgrondslagen van een waar hogeschoolwezen. De uitstraling van ons huidig onderwijsstelsel in een zo veel mogelijk aan een zo verdund mogelijk algemene opleiding stemt overeen met wat hier als algemeen bewustzijn diende te worden bijgebracht. Een werkelijk opgeleide zou dit algemeen bewustzijn kunnen zijn, indien het begrip voor de zin van de belichaming in zich zou opnemen. Die andere eigenschap van de huidige opleiding die als bestaansbeheersing door broodwinning en staatsdienst werd gekarakteriseerd, stemt overeen met wat als individueel bewustzijn ontwikkeld werd. Een werkelijk opgeleide zou dit individueel bewustzijn dan kunnen zijn, indien het begrip in zich ervoor zou opnemen dat de ware bestaansbeheersing de vorming van een nieuwe toestand van de wereld is door het vrije menselijke uitdrukkingsvermogen. De eigenschap van een zo min mogelijk aan opleiding in het specialistendom, dat tegelijk representatief is voor de huidige stand van zaken in wetenschap en onderzoek, stemt overeen met datgene wat als totaalbewustzijn getracht werd te kenmerken. Dit is eveneens een geheel representatief, in de geestelijke prestatievaardigheid van een individueel mens geconcentreerd bewustzijn – dat echter gelijktijdig de niet door uiterlijke verbanden, maar van binnenin onderbouwde vereniging met het geheel van de geestelijke wereld is. Alleen indachtig zijn totaal-existentiële wezensaard kan het representatief bewustzijn een waarachtig opgeleide zijn.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten