Daarmee zijn de drie hoofdeigenschappen van hedendaagse ware
hogeschoolopleiding, de drie hoofdgebieden van een vrijheids- niet
dwangwetenschappelijke, een waarachtig vrije hogeschool opgetekend. Deze
gebieden worden, zoals ontwikkeld, door drie basisideeën gekarakteriseerd, de
idee van de fysiologische voorwaarde van de vrijheid, de ritmische
verwezenlijking van de vrijheid en de geestelijke voorwaarde van de vrijheid.
Deze drie basisideeën stemmen overeen met de drie vormen van het mens-zijn, de
lichaamsmens, de vrijheids- en liefdesmens en de geestesmens. Een hogeschool
die in haar onderzoek en leerstelsel zich aan deze drie vormen der
menselijkheid oriënteert is een vrije hogeschool, want ze ontwikkelt geen
macht- maar liefdesgedachten, gedachten van echte kennisvereniging met het
werkelijke. Ze geeft ook antwoord op de beide machtigste vragen van ons
bestaan, de vragen naar de zin van onze belichaming en ons lot doordat ze
optekent hoe zich in de mens de stromingen van de natuurlijke en geestelijke
ontwikkeling ontmoeten en daardoor het schouwtoneel van ons kennen en handelen
vormen.
De blik op de drievoudige menselijkheid, het onderzoek
daarnaar en de uitoefening daarvan als de eigenlijke hogeschooltaak maakt
echter nog iets anders duidelijk. De drie verschillende wijzen van
menselijkheid stemmen namelijk overeen met drie verschillende vormen van het
menselijk bewustzijn. Dit bewustzijn dat onder de invloed van het lichaamsmens
ontstaat is een algemeen menselijk bewustzijn. Daaraan nemen alle mensen deel,
ook zonder dat ze van de wezens- en verschijningssoort van dit bewustzijn en de
zingehalte ervan al bewust zijn geworden. Van dit algemeen bewustzijn
onderscheidt zich het vrijheidsbewustzijn als een individueel bewustzijn dat
alleen van elk individueel mens verwezenlijkt en vervuld kan worden. Bij deze
beide bewustzijnssoorten komt nog de geestmenselijke bewustzijnssoort. Die is
onder de huidige mensen slechts in zijn beginstadium verwezenlijkt, maar
behoort desondanks, zoals gebleken is, tot het menselijk wezen, dus tot het
wezen van ieder mens. Dit soort bewustzijn is een totale, want in de volbewust
denkakten van elk mens wordt in principe de gehele geestelijke wereld
gerepresenteerd. In tegenstelling tot het algemeen bewustzijn waarin de mens
samen met andere mensen leeft, kan deze bewustzijnssoort alleen in elk
individueel mens leven naarmate zijn vaardigheid deze in zichzelf te
verwezenlijken. Het wordt individueel verwezenlijkt zoals het
vrijheidsbewustzijn, is echter tegelijk ook een algemeen menselijk bewustzijn.
Het wordt dus duidelijk dat zich in elk mens drie
bewustzijnssoorten verenigen en doordringen, een algemeen, een individueel en
een totaalbewustzijn. En de wezenskennis van deze drie bewustzijnssoorten, de
beoefening en hogere ontwikkeling daarvan is de eigenlijke taak van de
hogeschool.
In deze samenhang zou het interessant kunnen zijn om te
herkennen dat de drie (niet bepaald voorbeeldige eigenschappen) die voor het
huidige hogeschoolwezen en diens opleidingsinvloeden opgetekend werden, niets
anders zijn dan de vervormde en zichzelf niet juist begrepen wijzigingen en
afdwalingen van de echte bewustzijnsgrondslagen van een waar hogeschoolwezen.
De uitstraling van ons huidig onderwijsstelsel in een zo veel mogelijk aan een
zo verdund mogelijk algemene opleiding stemt overeen met wat hier als algemeen
bewustzijn diende te worden bijgebracht. Een werkelijk opgeleide zou dit
algemeen bewustzijn kunnen zijn, indien het begrip voor de zin van de
belichaming in zich zou opnemen. Die andere eigenschap van de huidige opleiding
die als bestaansbeheersing door broodwinning en staatsdienst werd
gekarakteriseerd, stemt overeen met wat als individueel bewustzijn ontwikkeld
werd. Een werkelijk opgeleide zou dit individueel bewustzijn dan kunnen zijn,
indien het begrip in zich ervoor zou opnemen dat de ware bestaansbeheersing de
vorming van een nieuwe toestand van de wereld is door het vrije menselijke
uitdrukkingsvermogen. De eigenschap van een zo min mogelijk aan opleiding in
het specialistendom, dat tegelijk representatief is voor de huidige stand van
zaken in wetenschap en onderzoek, stemt overeen met datgene wat als
totaalbewustzijn getracht werd te kenmerken. Dit is eveneens een geheel
representatief, in de geestelijke prestatievaardigheid van een individueel mens
geconcentreerd bewustzijn – dat echter gelijktijdig de niet door uiterlijke
verbanden, maar van binnenin onderbouwde vereniging met het geheel van de
geestelijke wereld is. Alleen indachtig zijn totaal-existentiële wezensaard kan
het representatief bewustzijn een waarachtig opgeleide zijn.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten