Op de vraag van de verwezenlijking blijkt uit het
voorafgaande dat de ontstaansvoorwaarden van de hogeschool steeds vervuld zijn.
Want zij is wat haar aanleg en verwezenlijking betreft niets anders dan het
wezen van de mens. Zij is een grondtrek van het menselijke wezen, maar haar
inrichting kan alleen door vrije besluiten van mensen plaatsvinden die haar
publiek geheim onderkennen. Vanwege haar in het menselijke wezen onderbouwde
eigenschap kan de vrije hogeschool zich niet in een klaarliggende, beheersbare
feitelijkheid weergeven – bv. als een overdrachtelijk drukwerk of een systeem
van inrichtingen en verrichtingen, op de vastgelegde structuur waarvan men zich
op grond van imperatieve mandaten kan beroepen en waarvan men de werkzaamheid
door voorschriften geldigheid kan verschaffen. Dit zou op een uiteraard
vernietigende wijze in tegenstelling tot het ware wezen van de hogeschool
uitlopen. Zij is immers geen zakelijk bedrijf maar een gebeuren, een
wordingsproces, een zelfmetamorfose van de mens en de menselijkheid uit
oorsprongen die in zichzelf hun doel vinden. Want ware hogeschool kan alleen de
verwezenlijking van het in het wezen van de mens aangelegde door de mensen zelf
zijn. De ware hogeschool is niets anders dan de zich uit kennis van zijn
aangeboren talenten zichzelf in het werken van een kennisgemeenschap
verwezenlijkende mens.
Daarom is de hogeschool overal daar als aanleg aanwezig waar
er mensen zijn, en vindt ze plaats, wordt ze overal daar verwezenlijkt waar
mensen datgene voltrekken wat zich hen uit echte zelfkennis voordoet, wat zij
uit kennis zichzelf als hun opgave stellen.
De ware hogeschool is wat haar aanleg betreft
niets anders dan de school van het leven, waarin de mens door zijn eigen wezen
op het schouwtoneel van de ontmoeting van natuur en cultuur wordt gevoerd – ze
is wat haar verwezenlijking betreft de oplossing van de opgave die de mens op
de grondslag van zijn aanleg onderkent en in vrije zelfbestemming tot de inhoud
van zijn leven verheft, omdat hij haar lief heeft.
Uit deze kennis van de algemeen menselijke aanlegging van de
hogeschool ontstaat de verantwoording waarin elk mens daardoor is gesteld dat
tot zijn wezen de verwezenlijking van de hogeschool behoort. De verwezenlijking
is immers de voortzetting en vrije voltooiing van de school van het leven, een
gebeuren dat niet vanzelf, maar alleen uit handelen vanuit kennis door de mens
ontstaat.
Wie zich in deze zin en geest aan de verwezenlijking van de
hogeschool wil wijden, zal de aanspraak en oproep aan zijn waarheidsgevoel en
geweten vernemen dat de drie bewustzijnstoestanden die zich in de vorming van
de hogeschool doordringen, niet eerst door uiterlijke invloeden, maar alleen
reeds door hun ziele-geestelijke eigenschap met elkaar vervlochten zijn. Want
de algemene, individuele en totale bewustzijnstoestand staan qua werking en
zingehalte in een innerlijke samenhang en delen elkaar hun vooruitgang en
gebeurtenissen, maar ook hun onvoldoendes en dwaalsporen mee. Immers wordt alleen al op grond van de
innerlijke bewustzijnssamenhang van de mensheid (die ook zonder uiterlijke
communicatie werkzaam is) het niveau van het algemeen bewustzijn in de
prestaties van zijn representanten beïnvloed. De geschiedenis en cultuurgeschiedenis
is vervuld van voorbeelden van de uitstraling van representatieve
persoonlijkheden, die veel doortastender en duurzamer is dan het door
uiterlijke kennisname en instrumentale werkzaamheid te verklaren is. Zij
verwezenlijken wat in velen tot uitdrukking dringt, maar alleen door enkelingen
tot uitdrukking wordt gebracht en verlenen daardoor aan de velen
een verhoogd zelfinzicht op grond van directe communicatie van de
bewustzijnen die geen hulpmiddel behoeven. Aldus ontstaat baanbrekend
bewustzijn als veralgemeende zelfkennis in het individuele voorbeeld.
Omgekeerd zal het algemeen bewustzijn met des te meer
machtige beschermende en bevleugelende stemmingsomhulsels de scheppende
werkzaamheid van de vooraanstaande enkelingen kunnen omgeven, hoe meer het van
de ware vorming tot mens-zijn, van echte hogeschoolopleiding in zich opneemt. De
zich in resultaten en nalatigheden uitdrukkende verantwoordingen die van beide
kanten, van het algemeen en van het totaalbewustzijn naar elkaar toelopen,
kunnen daar waar men hun betekenis overdenkt een echte, heilige aansporing tot opleiding zijn.
__________________________
[*] Zie H. Witzenmann, De principes van de Algemene Antroposofische
vereniging als levensgrondslag en scholingsweg uitgegeven door het
Willehalm Instituut in 1998, online als Handvest der
menselijkheid.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten