vrijdag 3 juli 2020

Deel 11: De ware hogeschool is niets anders dan de zich uit kennis van zijn aangeboren talenten zichzelf in het werk van een kennisgemeenschap verwezenlijkende mens.

Deze schets beschreef op een enigszins uitvoerige wijze de ontwikkeling van de idee van een vrije hogeschool. Het probleem van haar verwezenlijking kan hier alleen nog maar kort behandeld worden; elders wordt daar nader op ingegaan.[*]

Op de vraag van de verwezenlijking blijkt uit het voorafgaande dat de ontstaansvoorwaarden van de hogeschool steeds vervuld zijn. Want zij is wat haar aanleg en verwezenlijking betreft niets anders dan het wezen van de mens. Zij is een grondtrek van het menselijke wezen, maar haar inrichting kan alleen door vrije besluiten van mensen plaatsvinden die haar publiek geheim onderkennen. Vanwege haar in het menselijke wezen onderbouwde eigenschap kan de vrije hogeschool zich niet in een klaarliggende, beheersbare feitelijkheid weergeven – bv. als een overdrachtelijk drukwerk of een systeem van inrichtingen en verrichtingen, op de vastgelegde structuur waarvan men zich op grond van imperatieve mandaten kan beroepen en waarvan men de werkzaamheid door voorschriften geldigheid kan verschaffen. Dit zou op een uiteraard vernietigende wijze in tegenstelling tot het ware wezen van de hogeschool uitlopen. Zij is immers geen zakelijk bedrijf maar een gebeuren, een wordingsproces, een zelfmetamorfose van de mens en de menselijkheid uit oorsprongen die in zichzelf hun doel vinden. Want ware hogeschool kan alleen de verwezenlijking van het in het wezen van de mens aangelegde door de mensen zelf zijn. De ware hogeschool is niets anders dan de zich uit kennis van zijn aangeboren talenten zichzelf in het werken van een kennisgemeenschap verwezenlijkende mens.

Daarom is de hogeschool overal daar als aanleg aanwezig waar er mensen zijn, en vindt ze plaats, wordt ze overal daar verwezenlijkt waar mensen datgene voltrekken wat zich hen uit echte zelfkennis voordoet, wat zij uit kennis zichzelf als hun opgave stellen.

De ware hogeschool is wat haar aanleg betreft niets anders dan de school van het leven, waarin de mens door zijn eigen wezen op het schouwtoneel van de ontmoeting van natuur en cultuur wordt gevoerd – ze is wat haar verwezenlijking betreft de oplossing van de opgave die de mens op de grondslag van zijn aanleg onderkent en in vrije zelfbestemming tot de inhoud van zijn leven verheft, omdat hij haar lief heeft.

Uit deze kennis van de algemeen menselijke aanlegging van de hogeschool ontstaat de verantwoording waarin elk mens daardoor is gesteld dat tot zijn wezen de verwezenlijking van de hogeschool behoort. De verwezenlijking is immers de voortzetting en vrije voltooiing van de school van het leven, een gebeuren dat niet vanzelf, maar alleen uit handelen vanuit kennis door de mens ontstaat.

Wie zich in deze zin en geest aan de verwezenlijking van de hogeschool wil wijden, zal de aanspraak en oproep aan zijn waarheidsgevoel en geweten vernemen dat de drie bewustzijnstoestanden die zich in de vorming van de hogeschool doordringen, niet eerst door uiterlijke invloeden, maar alleen reeds door hun ziele-geestelijke eigenschap met elkaar vervlochten zijn. Want de algemene, individuele en totale bewustzijnstoestand staan qua werking en zingehalte in een innerlijke samenhang en delen elkaar hun vooruitgang en gebeurtenissen, maar ook hun onvoldoendes en dwaalsporen  mee. Immers wordt alleen al op grond van de innerlijke bewustzijnssamenhang van de mensheid (die ook zonder uiterlijke communicatie werkzaam is) het niveau van het algemeen bewustzijn in de prestaties van zijn representanten beïnvloed. De geschiedenis en cultuurgeschiedenis is vervuld van voorbeelden van de uitstraling van representatieve persoonlijkheden, die veel doortastender en duurzamer is dan het door uiterlijke kennisname en instrumentale werkzaamheid te verklaren is. Zij verwezenlijken wat in velen tot uitdrukking dringt, maar alleen door enkelingen tot uitdrukking wordt gebracht en verlenen daardoor aan de velen een verhoogd zelfinzicht op grond van directe communicatie van de bewustzijnen die geen hulpmiddel behoeven. Aldus ontstaat baanbrekend bewustzijn als veralgemeende zelfkennis in het individuele voorbeeld.

Omgekeerd zal het algemeen bewustzijn met des te meer machtige beschermende en bevleugelende stemmingsomhulsels de scheppende werkzaamheid van de vooraanstaande enkelingen kunnen omgeven, hoe meer het van de ware vorming tot mens-zijn, van echte hogeschoolopleiding in zich opneemt. De zich in resultaten en nalatigheden uitdrukkende verantwoordingen die van beide kanten, van het algemeen en van het totaalbewustzijn naar elkaar toelopen, kunnen daar waar men hun betekenis overdenkt een echte, heilige aansporing tot opleiding zijn.

__________________________
[*] Zie H. Witzenmann, De principes van de Algemene Antroposofische vereniging als levensgrondslag en scholingsweg uitgegeven door het Willehalm Instituut in 1998, online als  Handvest der menselijkheid.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten