dinsdag 23 juni 2020

Deel 2 : Een ware hogeschool moet op de vragen naar de belichaming en het lot deugdelijke antwoorden geven.

Dat onze wereldbeschouwing ons handelen tot in zijn meest onbeduidende verrichtingen bepaalt, dat het begrijpen van datgene wat wij als wezenlijk en essentieel in de wereld en mens beschouwen het gezicht van onze beschaving vormt die wij toch van binnenuit rond om ons uitbreiden – dat begint men, ontwakend uit de welvaartsluimering, in te zien. Men vangt immers aan zich in de ogen te wrijven en naar de zin van het al te vragen – de zin van onze leefstijl en überhaupt van ons bestaan. De vraag van Leibniz: “Waarom is er iets en niet veeleer niets?” beantwoorden vele jonge mensen door geweldpleging of “uitstappen” in fysieke en zielsmatige verdovingen, wij horen hen woedend of uitgeput steunen: “Het zou veel beter zijn als er niets was!” Het ziele-geestelijke ontervingsgevoel dat onze generatie steeds verwoestender uitholt, kondigt zich in zulke verwerpingen van de eigen existentie aan. Deze bewustzijnshouding te observeren en te begrijpen is belangrijker dan er een stempel van een waardebepaling op af te drukken.
Als we ons de moeite getroosten om de ontevredenheidsplaag van onze tijd te begrijpen, dan merken we uiteraard al op het eerste gezicht dat daarin twee belevenissen samenkomen: het ellendige gevoel van belichaming enerzijds (waarom ben ik ertoe verdoemd voor mijn lichaam en andere lichamen te wroeten?) – en anderzijds het zinloosheidsgevoel jegens het lot (waarom leef ik in een maatschappelijk verband, een beschaving die mij geen antwoord op het indringendste lijdzaam verlangen van mijn ziel geven, mijn geest geen doel kan aanwijzen dat deze met vrij uitslaande vleugels kan nastreven?).
Dat in deze pijnlijke ervaringen twee stromingen elkaar treffen die de mensheid doordringen, omdat ze in elk individueel mens samenkomen, treedt indrukwekkend voor ogen. Het zijn de twee stromingen van natuur en cultuur die, zich in elk individu verenigend, het schouwtoneel vormen waarop het individu de rol van zijn leven speelt. Een van deze stromingen, het natuurgebeuren, heeft de mens aan zijn lichaam te danken, de andere stroming, het cultuurgebeuren, vormt de omtrek van alle gebeurtenissen en omstandigheden die als zijn lot zich aan hem voordoen.
Daarmee hebben we een eerste zicht op onze problematiek bereikt. Want een ware hogeschool die rekening houdt met onze diepste en echtste behoeften en ze wil bevredigen, moet op beide hoofdvragen van het menselijk bestaan deugdelijke antwoorden kunnen geven, op de vragen naar de belichaming en het lot.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten