De tot nu toe gevolgde gedachtegang zij hier onderbroken
om na het invoeren van een kunstgreep waarvan de nuttigheid duidelijk zal
worden, weer opgenomen te worden.
Een behartigenswaardige raadslag van Rudolf Steiner houdt in
om aan het einde van de dag zijn oorspronkelijk voorwaarts gerichte verloop in de voorstelling rugwaarts te doorlopen. Deze oefening leidt met de
nodige volharding geleidelijk aan tot een zelfstandigere beheersing van het
gedachteleven dat zich niet meer in de normale volgzaamheid aan de dwang van
uiterlijke invloeden overgeeft. Het zielenleven wordt daardoor versterkt om
steeds minder aan zijn indrukken en hun gevolg over te laten, en al
voortschrijdend meer door innerlijke impulsen de zelfgekozen richting te
bepalen en zich van indrukking tot uitdrukking te verheffen. Alle zielsmatige
ontwikkeling verloopt in de richting van de overwinning en transformatie van
uitgeoefende en meelopende dwingelandij.
Het uitvoeren van deze oefening heeft verscheidene werkingen
en aspecten. Een dezer aspecten, die in de onderhavige context
van bijzondere betekenis is, zij als een nuttige kunstgreep hier ingevoerd.
Deze bijzonderheid betreft het samenspel van het voorlopende en het
teruglopende. De dag is in zijn verloop inderdaad het voorlopige binnengelopen,
het is een voortdurend binnenlopen van zijn verloop in het voorlopige, want hij
werd door een ander, wederom voorlopige ingehaald en afgelost. Van het feit dat
in ons dagverloop ook het teruglopende voortdurend een wel degelijk
doorslaggevende rol speelt, zullen we in het vervulde beleven pas bewust
worden, wanneer wij onze ervaringen met de terugblikoefening maken.
Laten we, teneinde datgene wat nu te bespreken is enigszins
concreet wordt, als deel van een dergelijke terugblikoefening ons een werkroute
voorstellen, die we ter verduidelijking van de gedachtegang in beeldende
benadering aanschouwelijk willen maken. Dit afleggen van een weg zal slechts zo
grof beschreven worden als het voor de onderhavige context voldoet.
Men moge zich dus de volgende route in de zin van een
voorwaarts gerichte dagverloop voorstellen: We gaan in het huis waar we wonen
van de gang drie trappen naar beneden door de voordeur heen, gaan de
doodlopende weg op waaraan het huis staat op weg naar de hoofdstraat, keren
daarin naar links om, volgen deze, komen links aan de werkplaats van een
schoenmaker, rechts langs de etalage van een tijdschriftenwinkel, volgen de
rechts van ons stromende rivier, komen links bij een kerk, gaan daarna aan een
boekhandel voorbij, steken de brug over de rivier over na rechts, komen direct
bij een aan de linkerkant staande school aan, rechts daarvan bevindt zich de fabriek
waar we werken. Deze grof aanduidende strepen mogen voldoende zijn.
Nu doorlopen wij (wederom in de zin van het voorwaarts
gerichte dagverloop) in de voorstelling de terugweg van onze werkroute, waarbij
wij wederom van dezelfde summarische aanduidingen als voorheen gebruik maken:
We komen de fabriek uit waarin we werken, rechts tegenover staat de school, we
gaan de brug over, keren links om in de langs de rivier lopende straat¸ komen
aan de nu rechts van onze richting liggende boekhandel voorbij, de rivier
stroomt nu aan de linkerkant van ons zolang we die volgen, dan bereiken we de
hoofdstraat, komen links bij de etalage van de tijdschriftenwinkel, rechts gaan
we aan de werkplaats van de schoenmaker voorbij, keren naar rechts de
doodlopende weg in waaraan het huis staat waarin we wonen, lopen door de
voordeur naar binnen, gaan drie trappen op en komen bij de gang waarin onze
woonruimte ligt.
Bij dit in de zin van het voorwaarts gerichte verloop van de
dag doorgelopen traject vindt bij de terugweg een omkering van de
kantenrelaties tegenover de heenweg plaats. Bij het rugwaarts voorstellen
blijven daarentegen de kantenrelaties van beide trajecten dezelfde als bij het
daadwerkelijke doorlopen ervan. In wat volgt zal duidelijk worden gemaakt dat
de oefeningsmatig in het bewustzijn verheven rugwaartse relatie onderbewust ook
bij het verloop van de dag van de trajecten plaatsvindt.
Door het denkend omvatten van beide richtingen van de route
verkrijgt men meer dan alleen een verhoogde zelfstandigheid en beheersing van
de voorstellingsafloop. Wanneer men het rugwaarts voorstellen van het
aanvankelijk voorwaarts verlopende uitvoert en met aandachtig observeren
begeleidt, wordt men van een element in ons beleven bewust, dat ook normaliter
in ons dagverloop steeds tegenwoordig is, maar waar we meestal geen aandacht
aan schenken en dus vergeten. In het rugwaarts voorstellen bereiken wij
namelijk de oorsprong van onze werkroute en wel de respectievelijke oorsprong
van beide trajecten, die de ene keer ruimtelijk in de eigen woning en de ander
keer in de werkplaats ligt. Omdat voorstellen een denkbeweging is, zijn we in
het rugwaarts voorstellen van de begripsmatige, dus van de ware
bewegingsoorsprongen bewust geworden, die eerder liggen dan de eerste
respectievelijke stap. We gingen in de zin van de vrijelijke liefdesleer van de
Bergrede ervan uit, dat wij, voordat we uiterlijk handelen innerlijk reeds
gehandeld hebben en dat dit het beslissende handelen is. Het rugwaarts
voorstellen van de in de buitenwereld liggende werkroute leidt ons tot haar
oorsprong in ons innerlijk bewegen terug – tot haar oorsprong in ons besluit,
dat wederom door onze gedachten bepaald is, die op hun beurt door onze hele
gedachterichting, onze gezindheid, de aard van onze wereldbeschouwing hun
stempel krijgen. Want de gezindheid, die de richting aan onze werkroute en
daarmee aan onze arbeidsprestatie geeft, is het oorspronkelijke dat uitstroomt
in ons leven en handelen. Deze oorspronkelijkheid loopt het voorlopige van het
traject binnen, dat wij naar onze werkplaats en daarvan terug uitvoeren. Dit
traject wordt uit louter voorlopigheden samengevoegd, waarbij de ene de andere
aflost. Het voorlopige heeft daarbij de dubbele zin vooruitlopend, voorwaarts
lopend in de richting van de aflopende tijd te zijn en verder voorlopig,
onbestendig te zijn, omdat het ja voortdurend van iets anders ingehaald wordt
dat in het tijdsverloop zich afspeelt. De oorsprong van deze gang van
voorlopigheden is echter niet in dezelfde zin voorlopig als deze. Want in de
oorsprong van een handeling is de hele handeling ontworpen en geanticipeerd. En
ook bij het doelloos ronddolen moeten minstens enkele stappen geanticipeerd en
gepland zijn. Alleen wordt deze planning vaak niet in het heldere bewustzijn
verheven en daarom snel vergeten. Bij het afleggen van een werkroute blijft de
in haar oorsprong gevatte plan van uitvoering steeds aanwezig, het is de regel
waarnaar de route verloopt en die ervoor zorgt dat er geen omweg wordt gemaakt.
Deze regel is het geheel dat in de afzonderlijke voorlopigheden zichtbaar
wordt. Deze regel is niet star, maar fluïde en beweeglijk, want hij past zich
aan zijn afzonderlijke verschijningsvormen aan, doordat hij deze bepaalt en op deze
wijze met de afloop ervan verbonden blijft. Hij is van een andere aard dan de
voorlopigheden die elkaar opvolgen en elkaar buiten werking stellen. Hij wordt
niet buiten werking gesteld, maar is bestendig. De wet die door gebod, verbod
en toestemming werkt, kan zich alleen in vrije liefde met het hen vrijlatend
louterende verenigen.
Het inzicht dat binnen de voorlopigheden steeds weer een
terugloop plaatsvindt, namelijk de terugloop naar hun oorsprong, is van grote
betekenis. Want alleen vanuit de oorsprong van elke handeling (hetzij een
werkroute of een min of meer beduidendere handeling) worden alle zijn verschijningsvormen
bepaald. De overgang van een verschijningsvorm van de handelingsverloop, van
een voorlopigheid naar een andere, gebeurt niet direct, maar, wat haar
innerlijke impulsering betreft, steeds in de oriëntatie op haar oorsprong, in
de denkende en vorstellende terugloop daarnaar. Voorloop en terugloop wisselen
zich dus in het handelingsgebeuren steeds met elkaar om, bepalen en doordringen
zich wederzijds. De uitvoerende voorloop mondt uit in de voorlopigheden van het
handelingsverloop, de voorstellende terugloop mondt uit in zijn holistische
oorsprong, die niet voorlopig is, maar de voorlopigheden doordringt en
overleeft.
Wat voor handelingen geldt, geldt ook voor elke soort
beweging. Want het geheel van een beweging is niet door een van onze zintuigen
waarneembaar (ook niet met de eigenbewegingszin, waarmee waarnemingen aan de
lichamelijke bewegingen optredende spierspanningen gemaakt worden), een
beweging is veeleer slechts denkbaar. Waarneembaar zijn alleen de afzonderlijke
verschijningsvormen van een beweging, de voorlopigheden daarvan. Van een van
deze voorlopige verschijningsvormen van een beweging moeten we in het bevatten
daarvan als beweging steeds weer denkend tot de holistische oorsprong daarvan
teruggaan die de verschijning ervan ordenend bepaalt en vervult. Het geheel van
een beweging is niet in het voorloop tot haar afzonderlijke verschijningsvormen
waarneembaar, maar alleen denkbaar in de terugloop tot haar holistische oorsprong,
die zich als bewegingsgeheel ontplooit.[1]
Hetzelfde gaat ook helemaal op voor zogenaamde rustende,
onbeweeglijke gestalten.[2] Bij
de observatie van een voorwerp, zoals een stoel, een tafel of een fles wordt
het gevormde geheel van een dergelijk voorwerp eveneens niet in het voorloop
tot diens geobserveerde verschijningsvormen bevat. Deze tekenen zich op in het
gevolg van de geobserveerde aandachtverrichtingen die wij op het voorwerp
richten. Wat op zo’n manier bevat wordt, zijn voorlopigheden waarvan de ene de
andere opvolgt en waarbij het steeds opvolgende het voorafgaande corrigeert,
aanvult en ontwikkelt. Elk dezer voorlopigheden moeten we echter op het geheel
terug betrekken dat zich daarin openbaart. De voortgang en het proces van de
observatie is alleen mogelijk bij de voortdurende teruggang naar het slechts
begripsmatig vatbaar geheel, dat de oorsprong van diens verschijningsvormen is.
Ook hier bepalen en doordringen zich dus voorlopigheid en teruglopigheid en
doordringt en overleeft het steeds weer in de terugloop bereikt oorspronkelijke
en centrale geheel de periferie van diens verschijningsvormen. Voorloop en
terugloop, voorlopigheid en teruglopigheid, vooruitblik en terugblik zijn dus
voortdurende gebeurtenissen van ons wakker dagleven, het zijn de voortdurend
voltrokken meer of minder bewuste handelingen, waarmee we de gestalten, de
vormen van onze wereld, dus onze hele wereld opbouwen. Ook het retrospectieve
proces van de uitvoering terug naar de daaraan ten grondslag liggend intentie,
die in de terugblikoefening plaatsvindt, begeeft zich in de daadwerkelijke
voorwerpsopbouw voor zo ver voortdurend in die zin dat de individualisering van
de vloeibaar-holistische begripsvorm door de vastlegging daarvan in de
voorlopigheden steeds weer losgemaakt, tot diens, aan het individuele van het
verschijnen bovengeschikte, universele vormingsmacht terug wordt gevormd.
[1] Zie hiertoe: “Erkenntniswissenschaftliche
Bemerkungen zum Bewegungsproblem” (“Kenniswetenschappelijke opmerkingen over
het bewegingsprobleem”, niet vertaald) in Herbert Witzenmann: Intuition und Beobachtung (Intuïtie en observatie) Deel I, Stuttgart 1977.
[2] Omdat er in de fysieke
wereld geen rust bestaat maar alleen langzamere of snellere verandering is, kan
onder rust alleen de niet plaatsvindende observatie van veranderingen en het
uitblijven van de realisering ervan in de voorstelling worden begrepen. “Rust”
is dan het rusten van het in zichzelf rustende begrip in de onveranderde
voorstelling.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten