donderdag 25 juni 2020

Deel 4: Zou er i.p.v. een op macht georiënteerd ook niet een op liefde georiënteerd onderwijs kunnen bestaan?

Laten we nu proberen om ons een ietwat preciezer overzicht van de toestand van ons hogeschoolwezen te verschaffen, zoals die onder de huidige allenheerschappij van de materialistisch-natuurwetenschappelijke wereldbeschouwing ontstaat – noodzakelijkerwijs ontstaan moet.

Men verkrijgt de duidelijkste contouren voor dit overzicht wanneer men die voor een achtergrond plaatst, waardoor de tegenstelling in het oog springt. De civilisatorisch-culturele grondrichting van de oudheid zag in het leven in een sterfelijk lichaam en een aards-stoffelijke wereld de taak om geestelijke waarden en werken te scheppen, die de monumenten en richtsnoeren van de ziel op haar weg in de geestelijke wereld waren. Dit is het basiskarakter van de oude culturen die tot aan de Middeleeuwen behouden bleef. Voor deze zicht en gezindheid gold het leven in het lichaam als een dienst aan de geest, als de school voor de vorming van geestelijke vaardigheden van de mens. De levensoogst diende de mens de zekerheid te geven om, uitgerust met de antwoorden op de vragen vanuit zijn diepste verlangens, over de drempel des doods te schrijden. Het lichaam diende de geest, de geestelijke vaardigheden van de mens en alleen met het oog op hun bestemming konden de juiste maatregelen ter verzorging van het lichaam en de civilisatorische bevrediging van zijn behoeften ontwikkeld worden.
Door onze beschaving werd het tegenovergestelde principe tot ideaal verheven. Onze beschaving is onder de heerschappij van een materialistische wetenschap geheel op machtuitoefening heen georiënteerd, de beheersing van een ziele- en geestloze natuur heeft de cultuur tot de cultus van dwanguitoefening gemaakt. Het machtsprincipe als beschavingsprincipe betekent de inzet van al onze geestelijke vaardigheden voor het lichaam en zijn behoeften, voor een deze behoeften bevredigende beschaving. Dit heeft noodzakelijkerwijs tot consequentie een zodanige opvatting wederom over de beïnvloeding van het menselijke lichaam, waardoor naar het lichaam en zijn behoeften heen doelende vaardigheden ontstaan.

Uit dit beschavingsideaal van de inzet van alle vaardigheden van de mens ten behoeve van zijn lichaam komen bepaalde criteria voort voor het hogeschoolwezen. De zuigeling van een op macht georiënteerde materialistisch hogeschoolwezen kan daarvan slechts verkrijgen wat met die materialistische grondrichting overeenstemt. De leer die dit op macht georiënteerd weten overdraagt kan slechts in de ontwikkeling van zodanige vaardigheden bestaan die zich in de strijd om het bestaan, dus in dienst van het lichaam en zijn behoeften bewijzen. Het zijn de vaardigheden die tot broodwinning tuchtig maken, verder de geschiktheid tot coöperatie met gelijkgestemde mensen verlenen, die dezelfde belangen hebben, dus vaardigheden die ter optimalisatie van het totaalrendement nuttig zijn, en tevens zulke vaardigheden die een natiestaat dienen die over de welvaart van allen door de inzet van hun vaardigheden voor hun lichamelijk bepaalde behoeften waakt voor het overleven, zoals men heden zegt. De op macht georiënteerde wetensrichting ontwikkelt dus in eerste instantie vaardigheden voor broodwinning en staatsdienst. In zijn geschrift “Over de toekomst van onze opleidingsinstituten” heeft Nietzsche zeer treffend erop gewezen dat dit tot broodwinning en staatsdienst kwekend opleidingsrendement, dat het opleidingscenter van onze, de menselijke lichamelijkheid vierende beschaving vormt, door twee verdere opleidingseigenschappen, als het ware, geflankeerd wordt. Namelijk zo veel mogelijk opleiding enerzijds, en anderzijds en tegelijk zo weinig mogelijk opleiding. Zo veel mogelijk opleiding enerzijds in de zin van zo veel mogelijk wijdverspreide maar tegelijk ook uiterst verdunde zogenaamde algemene opleiding. De algemene opleiding begrepen als een op de lichamelijkheid geanimaliseerde samenleving is de uitdrukking van de alleenheerschappij van de materialistische wetensrichting, zij verleent een dof thuisgevoel in onze op macht georiënteerde samenleving en overdraagt tegelijk de minimale kennis die iedereen nodig heeft die aan de heden gangbare ontwikkeling en benutting van de behoeftevoorziening en haar middelen wil deelnemen. Deze zo veel mogelijke opleiding bij de algemeenheid komt anderzijds overeen met een zo weinig mogelijk opleiding bij haar vertegenwoordigers – een vernauwing van het weten, kunnen en de oriëntering van de opleidingsdocenten op een zo veel mogelijk beperkt speciaalgebied. Dit in een zo eng mogelijk opleidingskorset gedwongen dienstijver van de op macht en nut georiënteerde opleiding, dus de eigenlijke zaakbeheerders van dit soort opleidingsbedrijf zijn in hun volgepropte bewustzijnsvernauwing de deels bewonderde, deels bespotte voorbeelden van een zo weinig mogelijk opleiding, dat zo ver als maar mogelijk verwijderd is van Goethe’s opleidingsideaal van een alzijdig harmonieuze opleiding tot het mens-zijn.

Onder alle voorbehoud tegenover uitzonderingen kan het huidige op macht en stof georiënteerd, de menselijke lichamelijkheid horig opleidingsbedrijf door die drie basiskenmerken gekarakteriseerd worden. De kern ervan is een aan broodwinning en staatsdienst gewijde bestaansbeheersing. Deze kern wordt enerzijds door een zo veel mogelijk uiterst verdunde algemene opleiding geflankeerd, anderzijds door een zo weinig mogelijk aan ware opleiding in de vertegenwoordiging van een speciaal-opleiding.

Men zou het doel van deze uiteenzetting miskennen, indien men daarin slechts negatieve kritiek zou zien. Veeleer willen ze begrip voor de aangevoerde kenmerken overbrengen, doordat ze deze als vervormingen kenbaar maken van elementen die als zodanig die bij een echt opleidings- en hogeschoolwezen horen. En om aan te tonen hoe nog in de vervormingen een spoor van het echte overgebleven is en hoe men van hieruit de weg naar het echte kan vinden, is juist het doel van deze oefening. Om te beginnen zij echter vast te stellen dat die eigenschappen op de beschreven manier onder de invloed van een op macht en stof georiënteerde wetensrichting optreden. Belangrijker nog is de andere vaststelling dat een op macht georiënteerd opleidingsbedrijf geen antwoord op de schokkendste vragen van het menselijke bestaan weet te geven, op de hoop en twijfel over de zin van de belichaming en het lot – dat dus de menselijke behoefte aan liefde uit een dergelijke opleidingsbron geen voedsel en bevrediging krijgt.

Zou er in plaats van een op macht georiënteerd ook niet een op liefde georiënteerd onderwijs kunnen bestaan? En zou deze wellicht een antwoord op de beide machtigste vragen kunnen geven?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten