De
woorden van de Bergrede uit Mattheüs 5, Lukas. 6 zijn het, die men het liefst
niet hoort en het makkelijkst vergeet – hoewel ze eenieder, ook als men ze niet
uit de evangeliën kent, door het eigen geweten zou kunnen vernemen. Wetten die
zich niet in gezindheid veranderen kunnen immers de zielen niet louteren, en
slechts een uiterlijk gevolg geven aan verboden kan hun geestelijk gehalte niet
belichamen. Wat die zo ernstige en vriendelijke woorden vervulling, niet
annulering van de wet noemen, is het hoge lied der menselijkheid, de
zachtmoedige koenheid die alle dwang weerstaat. Wij allen kennen dat lied, want
het klinkt in iedereen. Wie handelt, heeft reeds gehandeld. Wat wij in het
uiterlijk doen volbrengen, hebben wij reeds van te voren in gedachten gedaan.
Wie
de gedachte aan een roof weet te vatten, die heeft reeds geroofd, ook wanneer die voor de materiële roof terugdeinst. Want die heeft zichzelf geroofd en een
draad van de geheime band verscheurd die alle mensen omhelst. Wie niet de eigen
edelheid vertrouwt, brengt de vertrouwensgrond aan het wankelen die de mensen
dragen. Daarom is het dom om te geloven dat uiterlijke nalatigheid de gekwetste
waarheid en menselijkheid zou kunnen helen, en is het niet minder dom om te
menen dat uiterlijke macht de verbinding van menselijke geestwezens stuk zou
kunnen maken.
Een
uiterlijk verbod kan een van binnen komend handelen niet verhinderen. Want dat
gebeurt ook bij het achterwege laten van de uiterlijke uitvoering ervan.
Verboden veroorzaken onwaarachtigheid en zijn daarom zelf onwaarachtig. Een
verandering die menselijk geldig is en niet alleen uiterlijk voordelig, kan
daarom niet door uiterlijke macht bewerkstelligd worden, ook al mag die de
geslepen maagd der conventionele leugen zijn. Een verandering van gezindheid
kan zich alleen in het innerlijk van de mens voltrekken en het echte
voortbestaan daarvan trotseert elke ingreep van dwang. Verandering en
bevestiging van het gemoed vinden niet plaats door macht, maar door liefde, die
vernieuwende kracht die de ware, schone en goede harmonieën onder alle wezens
opvrolijkt en beschermt. Deze echte en edele liefde is de eerbied voor de
geestesgestalte die in elk mens en onder alle mensen werkzaam is. Niemand die
haar adel ontwaart, kan haar verrader zijn, door te trachten haar de ketens van
dwang aan te leggen. Wie zich een oordeel over menselijk handelen wil vormen,
mag niet naar zijn uiterlijke verschijningsvorm blikken, maar naar zijn
innerlijke oorsprong, haar ziele-geestelijke onderbouwing.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten