maandag 22 juni 2020

Deel I : De zachtmoedige koenheid die alle dwang weerstaat

De woorden van de Bergrede uit Mattheüs 5, Lukas. 6 zijn het, die men het liefst niet hoort en het makkelijkst vergeet – hoewel ze eenieder, ook als men ze niet uit de evangeliën kent, door het eigen geweten zou kunnen vernemen. Wetten die zich niet in gezindheid veranderen kunnen immers de zielen niet louteren, en slechts een uiterlijk gevolg geven aan verboden kan hun geestelijk gehalte niet belichamen. Wat die zo ernstige en vriendelijke woorden vervulling, niet annulering van de wet noemen, is het hoge lied der menselijkheid, de zachtmoedige koenheid die alle dwang weerstaat. Wij allen kennen dat lied, want het klinkt in iedereen. Wie handelt, heeft reeds gehandeld. Wat wij in het uiterlijk doen volbrengen, hebben wij reeds van te voren in gedachten gedaan.

Wie de gedachte aan een roof weet te vatten, die heeft reeds geroofd, ook wanneer die voor de materiële roof terugdeinst. Want die heeft zichzelf geroofd en een draad van de geheime band verscheurd die alle mensen omhelst. Wie niet de eigen edelheid vertrouwt, brengt de vertrouwensgrond aan het wankelen die de mensen dragen. Daarom is het dom om te geloven dat uiterlijke nalatigheid de gekwetste waarheid en menselijkheid zou kunnen helen, en is het niet minder dom om te menen dat uiterlijke macht de verbinding van menselijke geestwezens stuk zou kunnen maken.

Een uiterlijk verbod kan een van binnen komend handelen niet verhinderen. Want dat gebeurt ook bij het achterwege laten van de uiterlijke uitvoering ervan. Verboden veroorzaken onwaarachtigheid en zijn daarom zelf onwaarachtig. Een verandering die menselijk geldig is en niet alleen uiterlijk voordelig, kan daarom niet door uiterlijke macht bewerkstelligd worden, ook al mag die de geslepen maagd der conventionele leugen zijn. Een verandering van gezindheid kan zich alleen in het innerlijk van de mens voltrekken en het echte voortbestaan daarvan trotseert elke ingreep van dwang. Verandering en bevestiging van het gemoed vinden niet plaats door macht, maar door liefde, die vernieuwende kracht die de ware, schone en goede harmonieën onder alle wezens opvrolijkt en beschermt. Deze echte en edele liefde is de eerbied voor de geestesgestalte die in elk mens en onder alle mensen werkzaam is. Niemand die haar adel ontwaart, kan haar verrader zijn, door te trachten haar de ketens van dwang aan te leggen. Wie zich een oordeel over menselijk handelen wil vormen, mag niet naar zijn uiterlijke verschijningsvorm blikken, maar naar zijn innerlijke oorsprong, haar ziele-geestelijke onderbouwing.




Geen opmerkingen:

Een reactie posten